De elfjes van Yule, een midwinterverhaal
Hier in het Oosten hoor je soms een midwinterhoorn schallen in de verte. De hoorns proberen het duister weg te blazen. Dat is al een hele oude traditie. Kom zitten bij mijn vuur en ik vertel je een verhaal. Het is het verhaal van de Elfjes van Yule – een Midwinter verhaal
Een groep kleine Elfjes zat dicht tegen elkaar aan in hun holletje onder de wortels van een enorme Eik. Ze waren er veilig en warm, en hadden de muren bekleed met Paardenbloempluis, vogelveren en gedroogd mos.
Buiten joeg de koude wind door de kale takken van de Bomen en flinke sneeuwvlokken bedekten Moeder Aarde met een witte deken.
‘Ik zag de Zonnekoning vandaag’, zei het Elfje dat Roos heette, terwijl ze haar mantel van mos dichter om zich heen sloeg. ‘Hij zag er zo oud en moe uit toen ik hem door het bos zag lopen. Wat is er met hem aan de hand?’
‘De grote Eik zegt dat hij aan het sterven is’, zei Narcis.
‘Aan het sterven?’ zei Grashalm terwijl ze begon te huilen, ‘Oh nee, wat moeten we nou?’
‘Als de Zonnekoning sterft, zullen onze plantenvrienden niet groeien. De vogels komen niet terug en zullen niet meer zingen. Het zal voor altijd Winter zijn’, piepte Korenbloem.
Sering, Paardenbloem en Vlierbloem probeerden haar te troosten, maar ze waren zelf ook best verdrietig. Ze kropen nog maar wat dichter tegen elkaar aan.
Op dat moment werd er hard op de deur geklopt. ‘He Elfjes, doe eens open’, riep een luide stem. ‘Waarom zitten jullie hier verstopt in plaats van met ons Yule te vieren?’
Roos deed de deur open en werd bijna aan de kant geduwd door Bruine Knoest, de kleine gnoom, zo snel wilde hij naar binnen. Hij schudde de glinsterende Sneeuwkristallen van zijn bruine muts en riep ‘Allemachtig, wat is het koud!’
‘We zijn te verdrietig om feest te vieren,’ zei Narcis, terwijl ze tranen uit haar ogen wreef. ‘De Zonnekoning gaat sterven, heb je het dan niet gehoord?’ ‘Hij is al dood, gekke Elfen!’ , zei Bruine Knoest, terwijl zijn kleine zwarte kraaloogjes schitterden van plezier. ‘Schiet nou eens op, anders missen jullie het feest!’
‘Hoe kun je nu blij zijn en lachen?’, riep Vlierbloem verontwaardigd. Ze stampte met haar voeten en wierp de gnoom een diepe frons toe. ‘Als de Zonnekoning al dood is, betekent dat dus dat het nu voor altijd Winter is! We zullen de Zon nooit meer terug zien!’
‘Ach, domme Elfjes’, zie Bruine Knoest en greep Paardenbloem bij de hand en trok haar omhoog. ‘Er hoort een geheim bij Midwinter. Willen jullie niet weten wat dat is?’ De Elfjes keken hem verbaasd aan. ‘Een geheim? Wat voor geheim? Wij zijn nieuwe Elfjes, rare gnoom, wij hebben toch nog nooit Midwinter meegemaakt’, riepen ze in koor.
‘Nou, kom dan maar snel mee, dan laat ik het jullie zien. Snel, doe je mantels om en mutsen op en in de benen. Eén, twee, drie!’ Bruine Knoest begon ongeduldig door het holletje te dansen. ‘Snel, snel, haast je, haast je! Op naar de magische open plek in het Eikenbos dwars door de Sneeuw, jawel!’ Hij danste de deur uit en verdween in een wolk van naar binnen waaiende Sneeuwvlokken.
‘Wat bedoelde die gnoom nou,’ vroeg Roos, terwijl ze haar warme mantel van gedroogde Rozenblaadjes en ganzendons omsloeg. ‘Ik heb geen idee, maar ik weet wel dat de Godin op de magische open plek woont’, zei Grashalm en deed haar groene wollen muts op. ‘Misschien dat de Godin ons kan uitleggen waar Bruine Knoest het over heeft’.
En dus verlieten de Elfjes hun warme holletje en liepen door de Sneeuw naar de magische open plek. Het was al donker, maar de Volle Maan zorgde ervoor dat de Sneeuw een lichtblauwe, glinsterende gloed kreeg. Omdat Elfjes nogal klein zijn, was het niet makkelijk voor ze om door de Sneeuw te lopen.
Terwijl ze liepen te rillen van de gure wind, kwamen ze Vos tegen. ‘Waar gaan jullie naar toe, Elfjes?’, wilde de Vos weten. ‘Wij gaan naar de magische open plek in het Eikenbos’, antwoordden ze klappertandend. ‘Klim maar op mijn rug, dan zijn we er zo. Ik ga er zelf ook naar toe!’, zei de Vos. Hij knielde op de grond, zodat de Elfjes op zijn rug konden klimmen. Ze zaten nog niet of de Vos ging er van door.
‘Hoor je dat?’, zei Sering, toen ze bij de magische open plek aankwamen. ‘Iemand zingt een lied, wacht eens, ik hoor heel veel stemmen!’ En ja hoor, prachtige muziek kwam hen tegemoet. De Wind was gaan liggen en verder was het Woud muisstil geworden. Het was de mooiste muziek die de Elfjes ooit hadden gehoord. De Vos bracht ze tot aan het Stenen Altaar in het midden van de magische open plek en knielde weer zodat de Efljes van zijn rug konden glijden.
‘Ooooh, moet je kijken’, fluisterde Vlierbloem vol ontzag. ‘Daar is de Maagd, de Moeder en de Oude Wijze Vrouw en heel veel anderen van het Kleine Volkje’. ‘Ze zijn allemaal blij, en ze lachen’, zei Sering vertwijfeld. ‘Alle dieren uit het Woud zijn er ook’, zei Paardenbloem. ‘Waarom kijken ze allemaal naar de Moeder?’
De Elfjes kropen dichter bij de Drie Vrouwen die op het Stenen Altaar zaten. De Moeder hield een klein bundeltje onder Haar armen en glimlachte er naar. De Maagd reikte met Haar hand naar beneden en pakte de Elfjes voorzichtig op. Ze hield ze dichtbij de Moeder, zodat ze konden zien wat ze in Haar armen hield.
‘Een baby!’, riepen de Elfjes, ‘Een baby, een nieuwe kleine baby! Kijk eens hoe mooi hij is, hij glanst helemaal!’ ‘Hij is de nieuwgeboren Zonnekoning’, zei de Maagd glimlachend. ‘Maar Bruine Knoest zei dat de Zonnekoning dood was!’ zeiden de Elfjes. ‘Hoe kan deze baby dan de Zonnekoning zijn!’
‘Dat is nou het geheim van Yule’, de Oude Wijze Vrouw raakte liefkozend het roze babywangetje aan met Haar gerimpelde hand. ‘Elk jaar moet de Zonnekoning naar de magische open plek in het Eikenbos komen, omdat hij daar moet sterven op de kortste dag, Midwinter dus. Ik breng zijn Ziel dan naar de Moeder, die hem opnieuw het leven schenkt. Dit is de weg die alle wezens gaan, niet alleen de Zonnekoning.’
‘Bedoel je dat alles leeft, en sterft, en dan weer leeft?’, vroeg Vlierbloem vol bewondering? ‘Jazeker, kleine Elfjes’, antwoorde de Wijze Oude Vrouw. ‘Kijk maar naar de blaadjes aan de Bomen. In de Lente zijn het knoppen, in de Zomer mooi groen blad en als het dan Herfst wordt, worden de bladeren bruin, rood en geel en vallen ze van de Boom af. In de Winter zijn de takken kaal. En wat gebeurt er in de Lente?’ ‘Dan komen er nieuwe knoppen’, zei Vlierbloem. ‘Precies! Nieuwe knoppen, dus nieuw leven! Het leven eindigt nooit, dat is het grote mystieke geheim van Yule’. De Elfjes lachten omdat ze zo gelukkig waren.
‘Ik vind dat de nieuwe Zonnekoning cadeautjes moet krijgen!’ Zei Roos en ze voegde eraan toe: ‘Ik zal hem laten zien waar de wilde Rozen bloeien als het Zomer is!’
‘En ik zal hem leren om met de Vogels te praten en te luisteren naar het Lied van de Wind,’ riep Paardenbloem uit.
‘Als hij straks wat ouder en sterker is,’ zei de Moeder, ‘Dan zullen de Bloemen door zijn aanraking gaan bloeien, de Vogels zullen uit het Zuiden terugkeren om hun liederen te zingen en hun jongen te krijgen en de Wind zal heerlijk warm zijn door zijn adem. De Winter zal weer een hele tijd weg zijn. Dan zal de Zonnekoning met jullie spelen en rondrennen in het Woud.’
Toen zongen de Elfjes voor de baby Zonnekoning, een lied over de komende Lente, de zoetgeurende Bloemen, zoemende Bijen en over alle geheimen van het Woud.
En alle Wezens op de open plek zongen met hen mee.
Daarna bracht de Vos de Elfjes weer terug naar hun warme holletje onder de wortels van de enorme Eik. Daar droomden ze hun Elfendromen, terwijl ze wachten op de eerste zonnestralen van de Lente en ze verheugden zich op al het plezier dat ze met de Zonnekoning zouden hebben.