Het blaadje in de wind, een Mabon verhaal
Het blaadje keek naar de uitgestrekte lichtroze hemel om haar heen. De Zon kwam net op en verlichte stukje bij beetje de prachtige tuin die onder haar lag. Het was Lente, en de Elfen hadden ervoor gezorgd dat de planten glinsterden van de dauwdruppels in het eerste licht.
Terwijl het Blaadje van heen en weer wiegde in het ochtendbriesje, kon ze de hele tuin overzien. Ze zag de bloemen, de struiken, de bomen en de wilde dieren. Het Blaadje rekte zich extra ver uit om alles in zich op te kunnen nemen. Ze was een nieuw, groen blaadje aan de top van een hele oude, grote boom.
Het Blaadje was gek op de Wind, de Zon en de Regen. Maar ze hield het meeste van de Wind. De Wind gaf haar vrijheid van beweging. Zonder de Wind had ze nooit zoveel van de tuin kunnen zien, en van de Hemel, en van de Sterren in de nacht. De Wind wiegde haar zachtjes in slaap en schudde haar ’s ochtends wakker. De Wind liet haar dansen. De Wind liet haar dansen. De Wind floot spannende melodieën door de takken, hij fluisterde en soms zong hij zelfs.
Vaak vertelde de Wind over de plekken die hij had gezien. “Dwars door alle Rivieren heb ik gewaaid, en ik ben zelfs bij de Zee geweest,” fluisterde de Wind eens. Op die dag had het Blaadje de Zee zelfs kunnen ruiken, zo mooi had de Wind erover verteld.
“Hoog de bergen op, tot de Hemelpoort aan toe,” vertelde de Wind en het Blaadje zoog de frisse berglucht op. ‘Ik heb gezien waar de blauwe Hemel ophoudt, daar waar de Vogels zelfs niet kunnen komen. Ik heb de stem van het Leven gehoord, en oh, het is allemaal zo mooi!”
Het Blaadje ritselde van de gedachten dat het Leven tegen haar zou spreken zoals het gedaan had tegen de Wind.
“Wanneer spreekt het Leven tegen mij?” vroeg ze zachtjes aan de Wind. Het briesje voelde wat warmer aan en de Wind sprak: “Je kunt de stem van het Leven horen door mij.”
Wanneer de Wind ook blies, zij het hard, of juist heel zacht, het kleine groene Blaadje groette vol plezier de Wind terug en zwaaide zo hard ze maar kon. “Ik zal altijd van je houden, Wind. Ik kan niet gelukkiger zijn dan ik ben.”
De Boom, die deze belofte ook aanhoorde, liet een diepe rommelende lach horen. ‘Ik ben blij dat je zo gelukkig bent”, zei hij tegen het Blaadje. “Geniet jij maar van je jeugd en je schoonheid nu het nog kan, want je zal snel bruin en uitgedroogd zijn. Dan zal de Wind die je nu zo liefhebt, je tegen de grond aan waaien.”
Het Blaadje verstijfde bij het horen van deze woorden. De andere blaadjes zeiden niets. “Nietwaar!” riep het Blaadje.
De Boom schudde eens flink en zei: “Zeker weten van wel. Ik heb zeer, zeer vele blaadjes van bomen af zien vallen. Je zult de Wind nog vervloeken, en de manier waarop de dingen gaan. De Wind is oud. Jij bent jong. Vraag de Wind er maar eens naar.
Meer zei de Boom niet. Het Blaadje probeerde niet te denken aan wat de Boom had gezegd, maar dat ging niet. Ze had natuurlijk wel verhalen gehoord over blaadjes die bruin werden, maar dat ze naar beneden vielen, wist ze niet. Het Blaadje overpeinsde alles nog een goed en kwam tot een besluit. Ze riep tegen de hele Wereld: “Ik zal toch altijd van de Wind blijven houden! Ik zal niet toegeven aan mijn angst en ongelukkig zijn!”
Toch kon het Blaadje het niet voor zich houden toen de Wind weer langskwam. Ze zei: “De Boom zegt dat als ik oud word, ik bruine en droog ben, dat jij me zal vernietigen en tegen de grond aan zal blazen.” De Wind was een lange tijd stil.
“Ik zal je niet vernietigen, lief Blaadje. Alles op Aarde wordt oud en sterft. Daar kan ik niets aan veranderen. Het blaadje begon wat te trillen, en de Wind zag dat haar angst terrein won. “Hou je aan je belofte dat je niet zal toegeven aan je angst en ongelukkig zal zijn, en als de tijd daar is dat je van de Boom valt, zal ik er zijn om je op te vangen. Het zal een nieuw begin voor je zijn, geen eind.”
Het Blaadje voelde zich weer sterk door de woorden van de Wind, en zei: “Vertel me weer over je avonturen.” En de Wind sprak tot diep in de nacht over alles dat hij had gezien.
De tijd verstreek. Het Blaadje groeide, en veranderde. Ze werd veel groter, en ook erg sterk. Toen, terwijl de lucht om haar heen langzaamaan kouder werd, kreeg het Blaadje de prachtigste kleuren. Ze werd eerst geel, en toen kreeg ze oranje stippen. Ze leek wel van goud.
“Oohh,” fluisterde de Wind, “wat zie jij er prachtig uit vandaag…. Ik geloof niet dat ik ooit een mooier blaadje zag dan jij.” Het Blaadje ritselde wat heen en weer en wist dat de andere blaadjes ook mooie kleuren hadden gekregen. Toch deden de woorden haar plezier.
“Je einde is bijna genaderd,” sprak de Boom ernstig die weer mee had zitten luisteren. “En snel, ja snel, zul je naar beneden vallen. Dan lig je in het zand, en zul je zelf ook zand worden.”
De andere blaadjes die de Boom ook hadden gehoord, keken bedroef om zich heen. Het leek alsof de gedachte aan de woorden van de Boom hen al bijna deed vallen.
Maar niet het Blaadje. “Woorden, woorden, woorden, het zijn maar woorden,” zei ze dapper. “Jouw woorden kunnen mij geen pijn doen. Ik kies ervoor om mijn lot met geluk tegemoet te zien. Anderen kiezen ervoor om ongelukkig te zijn. De enige die er verdrietig om zal zijn als ik ben gevallen, ben jij, oude Boom. Want tegen wie kun jij dan nog je woorden kwijt?”
De Boom schudde met zijn stam van boosheid en riep: “Je zult het zelf wel zien! Je zult zand worden.
De dagen schreden voort en het Blaadje merkte dat ze wat dunner werd, en ook een beetje slaperig. Ook haar mooie kleuren waren verwelkt. Ze was langzaam bruin geworden. Ze wist dat het nu niet lang meer zou duren voor haar nieuwe leven begon. Maar ze was niet bang, want de Wind vertelde haar elke dag over de avonturen die ze zou gaan beleven.
De Boom werd bozer en bozer, omdat hij zag dat Blaadje niet toegaf aan haar angst, terwijl de andere blaadjes dat wel deden. Op een dag kon de Boom er niet meer tegen en toen de Wind langskwam, schudde hij zo hard hij kon met zijn kroon en zijn stam.
En jawel… het Blaadje knapte van het takje af waar ze al die tijd aan vastgezeten had en ze begon te vallen…
De Boom wachtte tot het Blaadje zou gaan schreeuwen of huilen van schrik. Maar in plaats daarvan hoorde de Boom het heldere stemmetje van het Blaadje luidkeels schateren van het lachen. “Ik kan vliegen! Ik kan vliegen!”, riep ze vol geluk.
“Helemaal niet! Je bent aan het vallen! Je gaat op de grond vallen!”, raasde de Boom terug.
“Ik zweef als een vogel, kijk eens hoe hard ik ga,” zong het Blaadje.
Ineens voelde het Blaadje dat ze opgetild werd. Het was de Wind die zijn belofte nakwam. “Ik kan je nu niet ver meenemen, maar zal je voorzichtig op Moeder Aarde neerleggen,” zei hij, “wat er ook gebeurt, je hoeft niet bang te zijn. Ik kom snel weer terug.”
De Wind legde het Blaadje vol liefde op Moeder Aarde, zodat ze kon rusten. Ze voelde de trillingen van de wortels van de Boom, toen die sprak: “Zie je het nou? Je bent net als iedereen. Het is precies zoals ik het zei, geef het nou op.” Het Blaadje deed net of ze de Boom niet had gehoord, maar lag rustig op Moeder Aarde. Ze keek omhoog. Hoe anders zag het er allemaal uit! Na een tijdje werd het Blaadje moe. Knikkebollend viel ze in slaap.
Na lange tijd werd ze wakker, omdat ze een briesje voelde. Knipperend opende ze haar ogen. Toen kwam er ineens een enorme windvlaag en hoepla! Ze vloog de lucht in!
Ze hoorde de Wind door de takken van de Boom zingen en ze vloog hoger en hoger.
“Zei ik niet dat het goed zou komen?”, riep de Wind. “Jij bent een Kind van Moeder Aarde geworden, zo licht en zo fijn, dat ik je nu overal mee naartoe kan nemen!”
En dat is precies wat de Wind deed. Hij nam het Kind van Moeder Aarde mee over de akkers, liet haar vliegen met de vogels, en liet haar de bergen zien, en de grote Rivieren die uitmonden in de Zee. Uiteindelijk belande het Kind van Moeder Aarde op een Wolk, die haar tijdens een regenbui weer terugbracht naar beneden. En overal waar het Kind van Moeder Aarde neerkwam, bracht ze een boodschap van liefde, hoop en vertrouwen.
En zo kwam het dat de Wind elke keer opnieuw als het Lente werd, de jonge groene blaadjes vertelde over zijn avonturen. “Luister naar me, mijn kinderen, en niet naar degenen die je verhalen vertellen vol angst. Luister naar me. Ik zal je vertellen hoe je een Kind van Moeder Aarde kan worden. Geloof hierin, en je hoeft niet bang te zijn voor het leven en de dood.
Als je in de herfst naar buiten gaat, moet je maar eens kijken of je blaadjes kan zien die goed hebben geluisterd naar wat de Wind ze heeft verteld.
Auteur onbekend, vertaald door Eef Goldstein
Afbeelding: Esther Bennink