Verhaal over Demeter en Kore
Kom zitten in mijn kring en ik vertel je een heel erg oud verhaal. Het was op een prachtige lentedag dat Kore, dochter van Demeter op de groene velden met haar vriendinnen aan het spelen was. De aarde was frisgroen en overal lieten lentebloemen zich zien; narcissen, hyacinten en krokussen. De meisjes dansten en zongen en plukten de mooie bloemen.
In een verre hoek glom goud licht, zag Kore. Ze liet haar vriendinnen achter en ging op onderzoek uit. Er groeide een gouden bloem, mooier dan ze ooit had gezien. De geur was zo betoverend dat ze alleen nog maar blijdschap voelde, alles waar ze ooit bang voor was geweest verdween.
Ze wilde de bloem plukken en voor zichzelf bewaren. En hoewel ze wist dat het geen goed idee was om een bloem te plukken waar er maar eentje van was, stak ze haar hand uit naar de bloem en plukte haar.
Meteen op dat moment hoorde ze een loeiend en krakend geluid en beefde de aarde onder haar voeten. Toen het gedonder voorbij was, keek ze naar de aarde en zag toen dat er een opening was ontstaan met een tunnel die leidde naar het hart onder de grond.
Kore was een nieuwsgierig meisje. Ze leefde haar hele leven al op de mooie aarde, geliefd en beschermd door haar prachtige moeder, de Godin Demeter. Demeter was de Godin van alles dat groen was en groeide. Haar leven was vervuld met vreugde en vruchtbaarheid.
Maar stiekem vroeg Kore zich altijd af wat er onder de laag van de aarde te vinden was. Waar kwamen de lentebloemen vandaan? Wie duwde ze naar boven? En omdat de bloemen zo mooi en kleurrijk zijn, hoe zou dan het land waar ze vandaan komen er uit zien?
“Hier onder mij is een opening naar die wereld”, zei ze tegen zichzelf. “Ik kan het nu zelf gaan ontdekken. Maar misschien moest ik het maar niet doen. Mijn moeder vindt het vast niet goed. Nou ja, een klein stukje dan misschien?”
Ze liet haar vriendinnen achter zich en verliet de frisgroene weide met de mooie bloemen om de grot in te gaan. In het begin was het een hele ruime ruimte. Door het licht van buiten on ze de kleuren en de vormen van de stenen in de aarde goed zien.
Maar de ruimte werd steeds smaller. Eerst was het nog zo groot als een kamer, toen als een gang… Kore kon als snel niet veel meer zien, want de stenen muren hielden het zonlicht tegen. Hierdoor werd ze steeds nieuwsgieriger. “Ik kan me beter omdraaien. Mijn moeder is vast ongerust inmiddels”, maar toch besloot Kore om nog een stukje verder te gaan.
De tunnel werd steeds smaller. Als snel moest ze bukken om te voorkomen dat ze haar hoofd stootte en even later kroop ze op handen en knieën. Al het licht was verdwenen en tastte werkelijk in het duister.
“Ik zou terug moeten gaan”, zei ze tegen zichzelf. “Dit kan gevaarlijk zijn en mijn moeder zou zich zorgen maken als ik niet thuis kom. Maar als ik verder ga, dan kom ik misschien wel op een prachtige plek uit.”
En dus kroop ze door als een slang door het stof. Plotseling ontdekte Kore dat er geen ruimte meer was om te draaien. Ze probeerde zichzelf terug te duwen, maar haar heupen bleven steken. Voor de eerste keer voelde ze dat ze bang was.
“Oh nee”, zei ze tegen zichzelf, “nu zal je het zien. Hoe kom ik hier uit? Mijn arme moeder zal zich zorgen maken. Ik kan niet meer terug! Dan moet ik maar vooruit in de hoop dat de tunnel verderop weer breder wordt en ik me om kan draaien”.
Maar de gang werd alleen nog maar smaller. “Domme ik!’, sprak Kore zichzelf toe. “Waarom ben ik ooit dat pad op gegaan??! Waarom ging ik weg van de groene weide en de mooie bloemen. Nu zie ik mijn moeders prachtige gezicht nooit meer terug en kan ik nooit meer dansen op het jonge gras.”
Op dat moment bewoog de aarde onder haar en belandde ze in een diepe val, bang om heel hard neer te komen, maar dwarrelend als een veertje ving het hart van de Onderwereld haar op.
*
De hele dag lang wachtte Demeter op de terugkeer van haar dochter. De zon stond hoog aan de hemel en ze maakte zich geen zorgen en deed met plezier haar werk. Ze hielp het graan groeien en de bomen vruchten te laten rijpen, maar toen de zon onderging en Kore nog altijd weg bleef, voelde ze een koude windvlaag rond haar hart. Kore’s vriendinnen kwamen aangerend over het veld. “Demeter, Demeter? Kore is weg. We kunnen haar nergens vinden. De aarde brak en ineens was ze er niet meer…”
“Kore!”, riep Demeter uit. “Mijn lieve en enige dochter, Kore waar bén je!” Maar niemand kon haar vertellen waar haar dochter was verdwenen.
Op die dag begon haar zoektocht. Over de velden, op de heide, in de donkere bossen, langs de rotsachtige kustlijn, zocht Demeter. Aan iedereen die ze tegenkwam, vroeg ze ze het. “Kore, de prachtige kleurrijke Godin van de lente, hebben jullie haar gezien?” Maar niemand wist waar Kore was gebleven.
Demeter werd steeds verdrietiger. Ze kon niet meer eten of slapen en ze werd bleker en kleiner. Ze zwierf door de donkere bossen, volgde de grote rivieren en kwam in diepe valleien, maar niemand kon haar zeggen waar Kore was. Ze besloot terug te gaan naar huis, naar de vruchtbare velden van Eleusis. Ze vond een plekje bij een bron, bedekte zichzelf met haar mantel en rouwde om haar verlies. Tranen vloeiden tot ze helemaal leeg was. En daarna werd ze gek van verdriet.
“Ik ben de godin Demeter”, riep ze uit. “Ik zou niet moeten lijden! Ik ben degene die alles mooi maakt, die planten laat groeien, die vruchtbaarheid en leven geeft. Ik stop ermee. Zolang Kore weg is, zal er geen groei meer zijn. Geen voedsel, geen leven, graan zal niet ontkiemen, fruit zal niet rijpen, er worden geen dieren meer geboren. Helemaal niets! Tot dat de aarde net zo dood en leeg is, zoals ik me nu voel.”
En dus stierven alle tuinen, de druiven verschrompelden aan de wijnranken en de velden verdroogden en verdorden. De mensen kregen honger en er was geen vreugde meer.
*
In de Onderwereld was het duister en schimmig. Kore dwaalde door de gangen. Dode geesten hingen om haar heen als spinnenwebben. “Help ons, help ons”, fluisterden ze. “We zijn zo koud en zo grijs, zo eenzaam. En jij bent vol met leven en kleur, je doet ons denken aan de zon.”
“Hoe kan ik helpen?”, vroeg Kore. “Ik ben zelf de weg al helemaal kwijt. Oh, waarom om ook ben ik hiernaartoe gegaan. Ik wil naar huis, naar de velden en bloemen en naar mij mooie moeder.”
“Blijf bij ons, kom wat dichterbij”, smeekten de spoken. Kore werd er bang van en zette het op een rennen. Ze belandde in een grote zaal, een ondergrondse grot. In het midden op een grote, zwarte troon zat een God. Hij was donker en knap en droeg een zwarte mantel. Kore wist gelijk wie hij moest zijn.
“ Hades”, groette ze hem, “Heer van de Onderwereld. Ik ben je nichtje Kore, de Godin van de lente. Ooit hoorde dit rijk mijn oma Hecate toe. Jij stal het van haar. En als goedmakertje daarvoor ga jij me nu terugbrengen naar de levende wereld vol bloemen en zonlicht.”
“Kore”, groette Hades haar. Toen hij haar naam uitsprak werd hij op slag verliefd op haar. In die duistere wereld daar beneden was Kore als een zonnestraal, als een heerlijk geurende bloem. Hij wilde niets liever dan haar vast te houden om haar nooit meer los te laten. “Mijn lieve nicht”, zei hij. “Ik vrees dat ik je moet vertellen dat niemand ooit de Onderwerel dverlaat. Je zult hier blijven, maar omdat jij een Godin bent, stel ik voor dat we trouwen en samen zullen regeren over het land van de Doden”. “Ik wil je bruid niet zijn”, riep Kore, “ik wil terug naar huis!”
“Kom hier naast me zitten”, zei Hades. Ineens viel het Kore op dat er nog een troon in de zaal stond. “Je bent vast moe door je dwaaltocht. Kom zitten en eet en drink wat”. Kore zei: “Ik wil naar huis!”, maar vermoeid als ze was plofte ze neer op de troon. “Je hoeft niet verdrietig te zijn”, zei Hades. “De Onderwereld is een prachtig rijk vol goud en juwelen en kostbare schatten. We zijn heel rijk.”
“Ik wil geen juwelen, ik wil naar mijn moeder. Ik wil bloemen en fruit en leven”. Ze was zo droevig dat ze niet kon eten of drinken.
*
Terug op aarde waren alle oogsten mislukt. Demeter zat nog altijd verdrietig bij de bron. Ze was zo mager en grijs geworden, dat ze er niet meer uitzag als een Godin. De mensen uit het dorp dachten dat ze een oude bedelaarsvrouw was. Ze brachten haar water en vertelden haar grapjes om haar op te vrolijken, maar Demeter lachte niet.
Omdat er geen eten te oogsten was, stierven overal mensen. Zelfs de Goden op de Olympus kregen honger, want er was geen eten om te offeren en dus was er geen voedsel voor de Goden. “Dit kan zo niet langer!”, bulderde Zeus, de dondergod. “Demeter moet haar werk gewoon doen, kan niemand haar overtuigen?”
“Zolang Kore niet bij haar terug is, zal ze het land niet vruchtbaar laten zijn”, zei Hecate, de oude Godin die de oma van Kore was. “Demeter kan heel koppig zijn als ze boos is. Ik denk dat je haar maar beter kunt helpen als je eten wil hebben”. “Nou, waar is Kore dan?”, vroeg Zeus. “Heeft niemand gezien waar ze heen ging? Ze kan toch niet zomaar verdwijnen?”
“Dat is precies wat er gebeurd is”, zie Helios, de zonnegod. “Ik zag het. Ik zie alles! Ze kwam terecht in de Onderwereld en Hades wil met haar trouwen!” “De Onderwereld??”, riep Zeus, “maar dat is een serieus probleem. Niemand komt dáár uit terug!” “Dan zullen de mensen sterven van de honger en de aarde ook. Zelfs wij Goden en Godinnen zullen honger lijden”. “Misschien”, zei Zeus, “kunnen we voor een keer een uitzondering maken. Zolang Kore nog niets heeft gegeten in de Onderwereld, kunnen we haar terug laten komen.
*
“Kom lieverd, eet toch wat”, smeekte Hades aan Kore. Ze zag er droevig en bleek uit inmiddels, maar Hades vond haar prachtig, als een zilveren parel die glanst in het donker.
“Ik heb geen trek meer”, zei Kore. “Ik wil alleen nog maar naar huis”. Hades smeekte haar om te eten en probeerde haar op te vrolijken door haar de schatten van de Onderwereld te laten zien; de grotten met kristallen, de ondergrondse rivieren, de stomen met goudgloeiende lava. Hij was zo vriendelijk, zo aardig, hij maakte zich zo’n zorgen om haar dat Kore een beetje blij werd van hem. Toch wilde ze naar huis.
“Eet wat, je wordt zo dun, het doet me pijn om je te zien lijden”. Hij bood haar een hand vol granaatappelpitjes aan. Ze waren rood als robijnen. Ze vond ze mooi. Ze stak haar hand uit en stopte zes zaden in haar mond. Ze kraakten tussen haar tanden en de smaak van bitter en zoet vulde haar mond. “Als ik dan toch niet naar huis toe kan, dan kan ik maar beter genieten van wat ik nog wel heb”.
Op dat moment veranderde alles! De schaduwen kwamen tot leven. Het waren de schimmige herinneringen van alles dat ooit gebeurde daar boven, maar ze waren ook de beelden van alles wat nog niet heeft bestaan, rijk vol mogelijkheden, van verandering en groei. De Dood en de nog niet geborene dansten samen als kleuren in een caleidoscoop en uit deze beweging werd nieuw leven geboren.
Ineens voelde Kore zich vol leven en plezier, op een manier die ze nog niet eerder kende. Ze greep twee vurige toortsen van de muur en begon te dansen. Ze cirkelde en draaide, zwierde en speelde met het vuur, ze danste de dans van de Dood en de Wedergeboorte en weer terug. De Dood volgde haar en toen ze om elkaar heen dansten, spiraalden, begonnen de vrouwen in de wereld daarboven nieuw leven te voelen in hun buik.
“Dit is de plek van de zaden vandaan komen!”, juichte ze, “dit is de plek waar de lentebloemen geboren worden! Ik ben hun Koningin, de koningin van het Vuur. Ik ben niet meer de kleine Kore, dochter van Demeter. Ik ben mezelf! Persephone, Koninging van het Dodenrijk.
*
“Ze heeft het voedsel van de Doden gegeten”, zei Zeus. “Wat moeten we nu doen?” “Ze is veranderd”, zei Hecate, “ze is niet langer het zoete jonge meisje om wie Demeter rouwt. Ze is nu de koningin van haar eigen rijk. Ze behoort nooit meer helemaal toe aan de wereld boven de korst van de aarde, maar ze hoort ook niet meer alleen aan de Onderwereld toe.
Laat haar de brug zijn tussen de werelden en de doden leren hoe ze opnieuw geboren kunnen worden en de levenden wijzen op hun sterfelijkheid, zodat ze herinnerd worden om volop van het leven te genieten. Voor elk zaadje dat ze at, moet ze een maand in de Onderwereld zijn”. Zeus was het daar mee eens. “Als het lente wordt, mag ze terugkeren samen met de scheuten van de lentebloemen naar de wereld op aarde. Zo brengt ze levensvreugde en is haar moeder blij”.
“Dat betekent dat één deel van het jaar de aarde kaal is en bruin, er niets zal groeien.” Hecate knikte. “Maar in de lente wanneer Persephone komt, barst de aarde open met bloemen en nieuw leven”.
Die dag keerde Persephone terug uit de Onderwereld en Demeter was blij om haar te zien. Ze dansten samen op het frisse gras en overal waar hun voeten de aarde raakte, kwamen bloemen tevoorschijn.
Vanaf die tijd was het dat elke keer als Persephone tevoorschijn kwam uit de Onderwereld, het leven geboren werd. Maar als ze terugkeert naar beneden, slaat Demeter haar mantel om haar hoofd om te rouwen en vallen blaadjes van bomen, de oogst is binnen van het land en zal de aarde rusten. Totdat Kore terugkeert…
Vertaling: Karin Goldstein